Wat je kan verwachten van een retraite

Dat was weer een intensieve tijd, die retraite in juli.
Ik krijg vaak vragen van deelnemers, hoe dat nou is om zo een week in stilte te mediteren.
Over een van mijn eerste Zen-retraites schreef ik een verslag, dat gepubliceerd werd in het tijdschrift ‘De Lotusvijver’. Dat geeft wel een aardig inkijkje in hoe een retraite kan zijn, en hoe ik die toen beleefde. Je leest het vandaag in het artikel.

Verslag van een sesshin (retraite) in Drongen met Catherine Genno Pagès Sensei en Frank de Waele

De lange gang langs de binnenplaats is koud. De vloer is van donkere hardsteen en voelt heel anders aan mijn voeten dan het rulle tapijt in de meditatieruimte. We lopen flink door, af en toe gaan mensen bijna op een holletje om geen gaten tussen henzelf en hun voorganger te laten vallen. Rechts kun je door ramen op de binnenplaats uitkijken – in elk raam staat een grote pot met een felgekleurde, rijk bloeiende cyclaam. Links zie ik schilderijen van kleinere Brusselse meesters uit de omgeving van Sallaert. We gaan de hoek om. Nu hangen er links en rechts reliëfs van de stadia van de Kruisgang.

 
Van Jef Boeckmans heb ik geleerd om tijdens loopmeditatie niet “zoekend” te kijken, en me te concentreren op het lopen, mijn voetzolen, mijn adem. Lastig met al dat fraais om me heen: ik word weer geconfronteerd met mijn nieuwsgierigheid, mijn moeite om niet in alle verleidingen mee te gaan.
 We gaan de trap weer op, langs een kapelletje met een mooie zwart witte tegelvloer en een beeld van Jezus aan het kruis. Ik zie nog uit mijn ooghoek hoe één van de dames van de huishoudelijke dienst in haar blauw-witte schort ons verbaasd opneemt terwijl wij in processie voorbij snelwandelen. Sommigen van ons lopen in Zen-pij of kimono, anderen in een assortiment aan sportkleding, spijkergoed, omslagdoeken, shawls en jassen op sloffen, slippers of stevige wandelschoenen. Sommigen hebben in hun slippers felgekleurde gestreepte sokken met voor elke teen een eigen hulsje.

Ik zit in de hoek bij de jikido (degene die op de bel en de gong slaat). Het is hier verrekte koud, en mijn zwarte trainingsbroek, T-shirt, trui, jasje en shawl kunnen dit nauwelijks verhelpen. We gaan straks eten, en we wachten op de servers (degenen die meditatief het eten serveren). De deur, rechts naast mij staat op een kier. Wat een tocht. Ik voel een verkoudheid opkomen.

De server komt rijst opscheppen. Ze gaat op mijn spateltje zitten. Ik wind me innerlijk op: Zeg, je moet dit wel met aandacht doen natuurlijk! Ik bied mijn bakje aan: het is het verkeerde bakje.

Ha! Het is voor de zoveelste keer deze week dat ik dit opmerk: ik heb het oordeel over mijn medemens nog maar net geveld en hup, ik kan het al weer op mezelf toepassen.

Ik heb een enorm ruime kamer, met twee bedden, een bureau, een flinke linnenkast, een prachtig raam op een binnenhof, en meters open ruimte. Toch loop ik telkens met mijn scheenbeen tegen de hoek van het metalen bed. Ik zit onder de blauwe plekken.
In mijn boekenkast staat een rijtje boeken dat ik heb meegenomen: 9 om precies te zijn. Een roman van Gerard Reve, een vakwerk (over psychologie) en diverse Zen-boeken. Als iets mij bang maakt, is het wel om zonder leesvoer te zitten.

Bij de opening op maandagmiddag heeft Frank de Waele ons gemaand om niet te spreken, niet te lezen, geen parfum of make-up te gebruiken. Geen parfum en geen lippenstift is prima wat mij betreft, maar helemaal geen make-up? Hoe onthecht ik ook hoop te worden, mijn blotebillengezicht onbewerkt aan de wereld tonen kost me toch nog moeite. Ik smokkel en gebruik een beetje mascara. De boeken raak ik de hele week niet aan, tot mijn eigen verbazing. Ik heb helemaal geen last van de horror vacui (angst voor de leegte) waar ik altijd zo benauwd voor ben (nooit op pad zonder op zijn minst twee boeken, al is het maar een tripje naar Utrecht). Ook mijn nieuwe mobiele telefoontje met allerlei spelletjes erop raak ik niet aan.

Ik voel me hier eigenlijk fantastisch. Wat een heerlijk leven. Duidelijke structuur, veel menselijke warmte ook al zijn wij zwijgend bij elkaar, voor alles wordt gezorgd. Hoewel het eten iets beter zou kunnen, ontbreekt het me aan niets. Ik slaap heerlijk en geniet van het buiten rond lopen.

Er ligt zo’n 15 cm sneeuw. Het is droge, poederachtige sneeuw waar nog bijna niet doorheen is gelopen. De sneeuw knerpt zachtjes onder mijn sportschoenen. Ik vraag me af of dit geluid wel het beste met “knerpen” omschreven kan worden: het klinkt meer als kleine knalletjes, kleine plofjes onder mijn voeten, alsof er steeds minuscule bolletjes openspringen. Ik loop door laantjes die aanvoelen als lange priëlen, omdat de bomen aan weerszijden zo gesnoeid zijn dat de takken een soort baldakijn over de weg vormen.

Ik loop door de poort het terrein van de abdij uit, om te kijken of ik wat geld kan pinnen. Ik was helemaal vergeten hoe het er uitzag toen ik aan kwam rijden voordat de sesshin begon. Opeens sta ik op het grote plein van Drongen: achter mij de abdij met de mooie tuin, rechts de kerk. Maar tegenover mij een café waar ze trappistenbier schenken. Ik loop even door en kom langs een frituur en een schitterende banketbakker.

Er zijn 5 pinautomaten die mij geen van alle geld kunnen of willen geven. Hoewel ik erg van lekker eten en drinken houd, taal ik tot mijn eigen verwondering helemaal niet naar bier, patat en taartjes.

Bij het zitten merk ik dat ik erg word afgeleid door gedachten over de toekomst, plannetjes voor mijn werk, mijn hobby’s, mijn karakter. Plannetjes over opruimen van de zolder, vaker sporten, minder drinken, harder werken, vaker zitten. Ik praat met Genno over mijn ervaringen. Ik ken haar nog niet goed maar het is alsof ze mij wel goed kent. Ze pikt op hoe ik ontevreden ben over mezelf en hoe ik in mijn zelfverbeteringsprogrammaatjes word  meegesleept. En hoe sterk ik denk dat ik iets niet goed doe bij het mediteren: “Trust the length of the sitting” zegt ze. Ik voel me heel ontspannen als ik bij haar wegga – misschien ben ik toch niet zo’n ramp.

 

Ik heb nu een andere plek, ik zit in het midden. Ik heb pijn in mijn benen, mijn rug en mijn schouders, en ik heb steeds als we moeten opstaan slapende benen. Na de oryoki (eten in aandacht in de meditatieruimte) lijkt het wel of mijn benen op slot zitten, zo stram ben ik en het doet pijn bij het opstaan. Ik voel me ongeveer tachtig.

Doe ik iets verkeerd of hoort dit er gewoon bij? Ik heb pas een boek gelezen (Sekida – Zen training), over wat je allemaal fout kan doen in je houding. Sindsdien ben ik zo mogelijk nog neurotischer over mijn zithouding. Weliswaar merk ik op dat ik tijdens het zitten soms wat in elkaar zak, en ik corrigeer mijn houding dan ook tussendoor vaak, maar ik kan weinig vreemds aan mijn houding ontdekken. Of toch? Want op een gegeven moment merk ik dat ik de spieren van mijn linkerbil heb aangespannen. Als ik die loslaat zak ik links voelbaar een stukje omlaag.

Een enkele keer kan ik het niet laten om te gaan verzitten. Gemengde gevoelens: het verzitten geeft even bevrediging, en ik voel hoe de nieuwe houding mijn slapende been goed doet, maar het voelt zoals ik me voorstel dat bevroren ijs voelt als het ontdooit, met gemene steken komt mijn been weer bij. Vervolgens merk ik ergens anders een nieuw pijntje op: de hele exercitie van het verzitten heeft niets opgeleverd.

Frank de Waele geeft een dharma talk (lezing). Hij doet enkele geleide imaginaties met ons waarbij we onze aandacht achtereenvolgens richten op onszelf, op een bloeiende orchidee, en op de ruimtes tussen de bloemen. Een andere oefening: ontspannen zitten, niets doen, en af en toe klinkt de gong. Het idee was dat je op het moment van de gong een kiekje van je mind zou maken, niet van de inhoud of het gevoel van het moment, maar van de “general state of mind” (moeilijk om dit goed te vertalen). Fascinerend: zodra het geluid klonk leek het alsof er een licht aan ging in mijn geest, een soort flitslicht (het leek alsof het geluid het flitslicht was) en als ik rondkeek zag ik de randen van mijn geest als het ware verdwijnen, wijken, in een soort explosie. Een soort verruiming. En onmiddellijk weer allerlei gedachten en vragen, zoals: Hoe breng ik dit onder woorden? En is dit nou synesthesie? En de ervaring is weer verdwenen.

Wie hoest daar? Wie wordt er nu opgehaald voor daisan? Wie ritselt daar? Oh, kijk, dat gaat mis daar met die twee servers…. Ik ben de hele tijd bezig te voorspellen wat er gaat gebeuren, te verklaren wat er aan de hand is, controleren, plannen en voorspellen – alsof mijn leven ervan afhangt. Waarom doe ik dit? Waar ben ik bang voor. Genno zegt in een dharma talk dat we niet bang zijn voor de dingen waarvoor we denken dat we bang zijn, maar dat we bang zijn voor onszelf, dat we bang zijn dat we niet in staat zullen zijn met dat enge om te gaan.

Zeven dagen in Drongen met de Dana Sangha, begeleid door Genno Sensei en Frank de Waele, in de OudeAbdij. Een groep van ongeveer 45. Boeiende dharma-talks die ik niet eens probeer samen te vatten. Veel gedachten, ervaringen, veel stilte en innerlijke rust en onrust (zoals na een illegaal en wat verwarrend gesprek met iemand). Twee maaltijden in oryoki-stijl en één informeel maal per dag. Koud, veel sneeuw.

Hoe is het geweest voor je, vraagt degene met wie ik samen terug reis.

Wat moet ik zeggen? Ik weet het niet.

© 2022 Hende Bauer/Centrum voor Mindfulness Den Haag, alle rechten voorbehouden

ALS JE WILT KUN JE DIT ARTIKEL GEBRUIKEN IN EEN TIJDSCHRIFT, WEBPAGINA OF NIEUWSBRIEF als je deze tekst erbij zet met een werkende link naar de website: “Door Hende Bauer van het Centrum voor Mindfulness Den Haag, www.centrummindfulness.nl.”

Scroll naar boven